Afdrukkwaliteit is slecht of toner hecht niet
|
|
Het papier is te vochtig, te ruw, te zwaar of te glad, voorzien van reliëfopdruk of afkomstig van een partij die niet aan de specificaties voldoet.
|
|
Probeer een andere papiersoort, tussen 100 en 250 Sheffield, met een vochtgehalte van 4 tot 6%.
|
|
Weggevallen gedeelten, papierstoringen of gekruld papier
|
|
Het papier is niet op de juiste wijze opgeslagen.
|
|
Bewaar het papier in de vochtwerende verpakking op een vlakke ondergrond.
|
|
De twee zijden van het papier verschillen.
|
|
|
|
Het papier is te vochtig, heeft een verkeerde vezelrichting of is opgebouwd uit korte vezels
|
|
Gebruik papier met een lange vezel.
|
|
De twee zijden van het papier verschillen.
|
|
|
Papierstoring, schade aan apparaat
|
|
Het papier heeft gaatjes of perforaties.
|
|
Gebruik papier zonder gaatjes of perforaties.
|
|
Problemen met papierinvoer
|
|
Het papier heeft onregelmatige randen.
|
|
Gebruik papier van hoge kwaliteit voor laserprinters.
|
|
De twee zijden van het papier verschillen.
|
|
|
Het papier is te vochtig, te ruw, te zwaar of te glad, heeft een verkeerde vezelrichting of is opgebouwd uit korte vezels, is voorzien van reliëfopdruk of afkomstig van een partij die niet aan de specificaties voldoet.
|
|
Probeer een andere papiersoort, tussen 100 en 250 Sheffield, met een vochtgehalte van 4 tot 6%.
|
|
Gebruik papier met een lange vezel.
|
|
|
Mogelijk zijn de papiergeleiders niet goed afgesteld.
|
|
Verwijder al het afdrukmateriaal uit de lade, leg de stapel afdrukmateriaal recht en plaats deze opnieuw in de invoerlade. Pas de papiergeleiders aan de breedte en lengte van het afdrukmateriaal aan en druk opnieuw af.
|
|
Er worden meerdere vellen tegelijk ingevoerd.
|
|
Mogelijk is de invoerlade te vol.
|
|
Verwijder een deel van het afdrukmateriaal uit de lade.
|
|
Mogelijk is het afdrukmateriaal gekreukeld, gevouwen of beschadigd.
|
|
Controleer of het afdrukmateriaal niet gekreukeld, gevouwen of beschadigd is. Druk opnieuw af op afdrukmateriaal uit een nieuwe of andere verpakking.
|
|
Het apparaat trekt geen afdrukmateriaal uit de invoerlade.
|
|
Mogelijk staat het apparaat in de modus voor handinvoer.
|
|
Controleer of het apparaat niet is ingesteld op handinvoer en druk de taak opnieuw af.
|
|
De transportrol is mogelijk vuil of beschadigd.
|
|
|
De papiergeleider voor de lengte in de hoofdlade is ingesteld op een lengte die groter is dan die van het afdrukmateriaal.
|
|
Pas de papierlengtegeleider aan de juiste lengte aan.
|
|